Artifacts

Introductie

In BPMN 2.0 zijn artifacts elementen die extra context en informatie bieden aan een process model. Ze beïnvloeden de flow van het proces niet direct, maar helpen om het proces begrijpelijker en completer te maken. Artifacts worden gebruikt om processen te annoteren, data te representeren en activiteiten te groeperen.

Data Objects

Data objects vertegenwoordigen de data die wordt gecreëerd, gemanipuleerd of gebruikt tijdens de uitvoering van een proces. Ze kunnen inputs, outputs of intermediate data zijn die door taken worden gebruikt.

BPMN Data Object
  • Voorbeeld: Een “Customer Order” data object kan worden gekoppeld aan een “Submit Order” taak, waaruit blijkt dat deze taak het verwerken van klantbestelgegevens omvat.
  • Gebruikssituatie: Gebruik data objects om te laten zien welk soort data wordt gebruikt of geproduceerd in het proces, zoals formulieren, rapporten of bestanden.

Groepen

Een groep wordt gebruikt om taken of elementen visueel te groeperen voor documentatie- of analytische doeleinden. Het beïnvloedt de sequence flow niet, maar is nuttig om gerelateerde taken in een proces te benadrukken.

BPMN Group
  • Voorbeeld: Het groeperen van verschillende taken die behoren tot een specifieke fase van een project, zoals “Approval Tasks” of “Customer Interaction Tasks.”
  • Gebruikssituatie: Gebruik groepen om taken te organiseren en te classificeren voor duidelijkheid, vooral in complexe processen met veel elementen.

Tekstannotatie

Tekstannotaties stellen modelleurs in staat om opmerkingen of notities aan een proces toe te voegen voor extra informatie of verduidelijking.

BPMN Tekstannotatie
  • Voorbeeld: Een tekstannotatie die uitlegt dat een bepaalde taak handmatig is en niet door het systeem wordt gevolgd.
  • Gebruikssituatie: Gebruik tekstannotaties om complexe taken te verklaren, voorwaarden te beschrijven of aanvullende informatie te geven zonder de process flow te beïnvloeden.

Data Stores

Een data store vertegenwoordigt een plek waar data permanent wordt opgeslagen. Het kan worden gebruikt om te laten zien dat data wordt opgeslagen en opgehaald door meerdere taken of processen.

BPMN Data Store
  • Voorbeeld: Een data store genaamd “Customer Database” die toegankelijk is voor meerdere taken om klantinformatie op te halen of op te slaan.
  • Gebruikssituatie: Gebruik data stores bij het tonen van data die buiten het proces is opgeslagen, zoals databases of externe systemen, en hoe verschillende taken met die opgeslagen data omgaan.

Belangrijke Punten:

  • Data Objects: Vertegenwoordigen de data die betrokken is bij een taak of proces, en bieden meer context over de inputs en outputs.
  • Groepen: Organiseren en groeperen gerelateerde taken of elementen visueel zonder de process flow te beïnvloeden.
  • Tekstannotaties: Voeg verhelderende informatie of notities toe om de leesbaarheid en het begrip van het proces te verbeteren.
  • Data Stores: Toon waar data permanent wordt opgeslagen, wat aangeeft hoe taken toegang hebben tot of updates maken in langdurige opslag.

Gebruik Voorbeelden:

  • In een factureringsproces kan een data object met het label “Invoice” gekoppeld zijn aan een taak “Generate Invoice” om aan te geven dat deze taak een factuurdocument produceert.
  • Een groep kan worden gebruikt om alle taken met betrekking tot “Customer Onboarding” in een groter bedrijfsproces te benadrukken.
  • Tekstannotaties kunnen een beslissingspunt verduidelijken, waarbij elke voorwaarde wordt uitgelegd voor een beter begrip.
  • Een data store met de naam “Customer Database” kan verbonden zijn met taken zoals “Retrieve Customer Information” of “Update Customer Profile,” waarbij wordt aangegeven waar de data wordt opgeslagen.

Artifacts voegen belangrijke context en informatie toe aan BPMN-diagrammen zonder de flow of sequentie te beïnvloeden, waardoor ze cruciaal zijn voor het verbeteren van de helderheid, vooral in complexe processen.