Connectie Objecten

Introductie

In BPMN 2.0 worden connectie objecten gebruikt om de relaties en stroom van informatie tussen verschillende elementen in een procesmodel te definiëren. Ze verbinden activiteiten, events, en gateways, waarbij ze de processtroom sturen of data en berichten overbrengen. De primaire connectie objecten zijn sequence flows, message flows, en associaties.

Sequence FlowSequence Flow
Message FlowMessage Flow
AssociatieAssociatie

Sequence Flow

Een sequence flow bepaalt de volgorde waarin activiteiten, events en gateways in een proces worden uitgevoerd. Het toont de logische voortgang van taken van de ene stap naar de volgende.

BPMN Sequence Flow

Dit geeft de volgorde weer waarin taken moeten worden uitgevoerd, afgebeeld als een rechte lijn die eindigt met een pijlpunt. Het kan een voorwaardelijk of een standaard pad aangeven.

  • Voorbeeld: Een sequence flow verbindt een “Aanvraag Indienen” taak met een “Aanvraag Beoordelen” taak, wat aangeeft dat de beoordeling gebeurt na de indiening.
  • Soorten Sequence Flows:
    • Normale Sequence Flow: De standaard flow tussen activiteiten.
    • Conditionele Sequence Flow: Een sequence flow die alleen doorgaat als aan een specifieke voorwaarde is voldaan (aangeduid met een kleine ruit).
    • Standaard Sequence Flow: De terugvaloptie als aan geen enkele voorwaarde is voldaan (aangeduid met een diagonale streep aan het beginpunt).
  • Gebruiksscenario: Gebruik sequence flows om de stapsgewijze voortgang van het proces te sturen, zodat activiteiten in een specifieke volgorde worden uitgevoerd.

Message Flow

Een message flow vertegenwoordigt communicatie tussen verschillende deelnemers of processen, meestal wanneer ze deel uitmaken van verschillende pools. Het wordt gebruikt om de uitwisseling van informatie tussen processen te laten zien, die mogelijk onafhankelijk opereren.

BPMN Message Flow

De message flow connector illustreert communicatie tussen verschillende pools of over organisatorische grenzen heen, zoals afdelingen. Het is niet bedoeld om events of activiteiten binnen dezelfde pool te verbinden. Deze connector wordt weergegeven door een stippellijn, beginnend met een cirkel en eindigend met een open pijlpunt.

  • Voorbeeld: Een message flow verbindt een “Factuur Verzenden” taak in één pool (die de leverancier vertegenwoordigt) met een “Factuur Ontvangen” taak in een andere pool (die de klant vertegenwoordigt), wat aangeeft dat de factuur tussen hen wordt verzonden.
  • Gebruiksscenario: Gebruik message flows om de communicatie tussen verschillende entiteiten of zakelijke deelnemers (weergegeven als afzonderlijke pools) te tonen, zoals wanneer een bedrijf een bestelverzoek naar een ander stuurt.

Associatie

Een associatie verbindt artefacten (zoals data objecten, tekstannotaties of groepen) met flow objecten (activiteiten, events, gateways) om context te geven of de relatie tussen elementen te verduidelijken. Associaties beïnvloeden de volgorde van het proces niet, maar worden gebruikt voor documentatie en extra details.

BPMN Associatie

Dit element wordt afgebeeld als een gestippelde lijn, zonder pijlpunt en cirkel. Het dient om een event, activiteit of gateway met een artefact te verbinden.

  • Voorbeeld: Een associatie verbindt een “Rapport Genereren” taak met een “Rapport Document” (een data object), wat aangeeft dat deze taak het document produceert.
  • Soorten Associaties:
    • Normale Associatie: Verbindt elementen zoals taken met data objecten of annotaties.
    • Directionele Associatie: Toont de stroom van data van of naar een taak (aangeduid met een pijl).
    • Bi-directionele Associatie: Geeft tweerichtingsrelaties tussen elementen aan (aangeduid met twee pijlen).
  • Gebruiksscenario: Gebruik associaties wanneer je extra informatie (bijv. data objecten, tekstannotaties) wilt koppelen aan taken of events zonder invloed op de procesflow.

Belangrijke Punten over Connectie Objecten

  • Sequence Flow: Bepaalt de volgorde van taken of events binnen een enkel proces (binnen één pool). Gebruikt om de flow van activiteiten, voorwaarden, en beslissingen te specificeren.
  • Message Flow: Vertegenwoordigt communicatie tussen verschillende deelnemers of processen (over verschillende pools). Gebruikt wanneer processen informatie uitwisselen of acties initiëren in een ander proces.
  • Associatie: Verbindt extra informatie zoals data, documenten of annotaties aan activiteiten, biedt context of uitleg maar controleert de processtroom niet.

Voorbeeld

Stel je een proces voor om klantbestellingen te beheren:

  • Sequence Flow: Na ontvangst van een bestelling verwerkt het systeem de bestelling en verzendt het voor levering. Elke stap (ontvangst, verwerking, levering) is verbonden door sequence flows.
  • Message Flow: Zodra de bestelling is verwerkt, wordt een bericht naar een extern transportbedrijf gestuurd om de levering af te handelen. Deze communicatie wordt weergegeven door een message flow tussen de twee entiteiten.
  • Associatie: Een “Klantorder” data object is geassocieerd met de “Ontvang Order” taak om aan te geven dat deze taak met orderdata werkt.

Samenvatting

  • Sequence Flow: Beheert de volgorde van activiteiten binnen een enkel proces.
  • Message Flow: Faciliteert communicatie tussen verschillende entiteiten of pools.
  • Associatie: Verbindt artefacten zoals data of annotaties met flow elementen, wat extra context biedt.

Deze connectie objecten zijn fundamenteel voor het definiëren hoe taken en events verbonden zijn, hoe data door processen beweegt en hoe processen met elkaar communiceren in een BPMN-model.