In het diagram triggert de ontvangst van een message het begin van het proces. De volgende taak controleert of het item op voorraad is en stuurt een bevestigingslink zodra het item beschikbaar is. Deze handeling van het verzenden van de bevestigingslink wordt gefaciliteerd door een intermediate event dat de link verstuurt. Het proces gaat verder met de orderverwerking alleen nadat de bevestigingslink succesvol is ontvangen, wat resulteert in de voltooiing van de order (end event).
Gedurende het proces duiden verschillende symbolen binnen de intermediate events verschillende triggers aan die de flow van events kunnen beïnvloeden. Deze triggers zijn messages, timers, errors, compensaties, conditional flows, signals, multiple events, escalaties en parallelle processen. Elk vertegenwoordigt een specifiek type interactie of conditie binnen het proces.
Start | Intermediate | End | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Type | Normal | Event Sub process | Event Sub process non-interrupt | Catch | Boundary | Boundary non-interrupt | Throw | |
None | ||||||||
Message | ||||||||
Timer | ||||||||
Conditional | ||||||||
Link | ||||||||
Signal | ||||||||
Error | ||||||||
Escalation | ||||||||
Termination | ||||||||
Compensation | ||||||||
Cancel | ||||||||
Multiple | ||||||||
Multiple Parallel |